(...)
Spreken over haar aanwezigheid
wekt het blauw uur van de schemer.
Zoals in de natuur
het ongenadig, glazig, blauw azuur
van onze planeet gezien vanuit Apollo.
En al begint van louter spreken
je feestmuts zwaar te wegen
en begint de levenslijn in je handpalm
te verzweren
toch, niettegenstaande, desalniettemin
de bloei vereren
van de schaduwen die ons bevolken,
de schaduwen die bedelen om troost.
En toch haar schouderblad strelen.
Als de rug van een bultenaar.
Toch tuk op een wreedaardig geluk.
Ik hou van de laatste zeven regels. En de laatste regel moet, vind ik, met een fractie vertraging gelezen worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten