zondag 18 oktober 2009
Sam Dillemans - De waanzin van het detail
Fragment uit de documentaire De waanzin van het detail over schilder Sam Dillemans.
Ga naar zijn expo op het Eilandje in Antwerpen (Napelsstraat, in een parkeergarage) - en val achterover, zoals ik.
Ge moet niet mee zijn met de tijd, ge moet mee zijn met de poëzie, ge moet mee zijn met alles wat boven de tijd staat, wat niets met de tijd te maken heeft en dan hebt ge kans om dichter bij het goddelijke te komen.
Dit is een man naar mijn hart.
maandag 12 oktober 2009
Hans Faverey (1933-1990)
Geen touw aan vast te knopen. (de criticus)
Zo moeilijk is het allemaal niet. (de dichter)
Ik heb vijfhonderd (ofzo) gedichten van Faverey gelezen (ofzo) en ik heb er deze vijf uitgekozen (voor jou, lezer).
(I)
Ik heb lief,
ergo ik sneuvel.
Een schot bittere thee
heeft mij verwijderd.
Ik word ontleed
in valse snaren
en echt sneeuwen.
Waar ik woon
lek ik weg;
waar ik leegstoom:
herinneringen
aan distels.
Mijn naam:
witte nesten
harde korrels niets.
Mijn stem:
ijsappels.
(II)
Eerst was er niets.
Daarna was er meer dan iets.
Toen bleek er te veel over;
tenslotte hield ik niets
meer over. Het begin
van het einde;
het houdt niet over.
Wat er aan deze dingen bestaan
zou kunnen hebben, heeft bestaan,
of zou bestaan kunnen hebben.
Of heeft zich dood gezwegen;
of heeft nooit bestaan.
(III)
Waar zij zich nu bevindt, nu,
weet ik niet. Net als zij
aan mij denkt, toevallig, denk
ik misschien niet
aan haar. Zo is er, juist
als er niets is, altijd
wat. Door de beweging
te loochenen
red ik het zelfs
hier niet, nu niet.
(IV)
Hier zit ik:
een wankele heerser over weinig.
Of ben ik soms zo door mijzelf verlaten,
dat mijn woorden zijn teruggevlucht,
een schuilplaats hebben gezocht
in de acht herbergen,
diep in het hart van de woestijnroos
die mij zo hardnekkig uitwoont.
(V)
Dit dan bij wijze van liefde.
Een korrelige brief
van wat ik gezien heb:
zon, zoutkristallen, doornen -
vechtend om de schaduw van je lichaam,
die bittere agave, buigzame wijnstok;
het morgenlicht,
een middeleeuws slagzwaard, niet te tillen;
en ik, vermoeide kempvis,
hangend aan het hemeloppervlak
tot de avond viel
van zacht jong leer.
En jij -
Ach, sneller dan gewoonlijk
werden wij dronken,
rolden om, kauwden steen.
Zo moeilijk is het allemaal niet. (de dichter)
Ik heb vijfhonderd (ofzo) gedichten van Faverey gelezen (ofzo) en ik heb er deze vijf uitgekozen (voor jou, lezer).
(I)
Ik heb lief,
ergo ik sneuvel.
Een schot bittere thee
heeft mij verwijderd.
Ik word ontleed
in valse snaren
en echt sneeuwen.
Waar ik woon
lek ik weg;
waar ik leegstoom:
herinneringen
aan distels.
Mijn naam:
witte nesten
harde korrels niets.
Mijn stem:
ijsappels.
(II)
Eerst was er niets.
Daarna was er meer dan iets.
Toen bleek er te veel over;
tenslotte hield ik niets
meer over. Het begin
van het einde;
het houdt niet over.
Wat er aan deze dingen bestaan
zou kunnen hebben, heeft bestaan,
of zou bestaan kunnen hebben.
Of heeft zich dood gezwegen;
of heeft nooit bestaan.
(III)
Waar zij zich nu bevindt, nu,
weet ik niet. Net als zij
aan mij denkt, toevallig, denk
ik misschien niet
aan haar. Zo is er, juist
als er niets is, altijd
wat. Door de beweging
te loochenen
red ik het zelfs
hier niet, nu niet.
(IV)
Hier zit ik:
een wankele heerser over weinig.
Of ben ik soms zo door mijzelf verlaten,
dat mijn woorden zijn teruggevlucht,
een schuilplaats hebben gezocht
in de acht herbergen,
diep in het hart van de woestijnroos
die mij zo hardnekkig uitwoont.
(V)
Dit dan bij wijze van liefde.
Een korrelige brief
van wat ik gezien heb:
zon, zoutkristallen, doornen -
vechtend om de schaduw van je lichaam,
die bittere agave, buigzame wijnstok;
het morgenlicht,
een middeleeuws slagzwaard, niet te tillen;
en ik, vermoeide kempvis,
hangend aan het hemeloppervlak
tot de avond viel
van zacht jong leer.
En jij -
Ach, sneller dan gewoonlijk
werden wij dronken,
rolden om, kauwden steen.
Abonneren op:
Posts (Atom)