vrijdag 20 maart 2009

Hans Andreus: De sonnetten van de kleine waanzin (6)

Soms ís de avond al goed en dan wordt hij toch nog beter doordat een lieve en goeie vriendin je een A4'tje toestopt: lees dít maar eens. En dan lees je:



Waarschijnlijk heb ik niets met je te maken
of minder en steeds minder dan het scheen,
toen je je lichaam vouwde om mij heen
en wij de veranderde woorden spraken.

Geen vogel schreeuwt ons van de koude daken.
Voor de zoveelste keer: wij zijn alleen.
Wij zagen hoe de ruimte brak, verdween,
de beelden achter onze ogen braken.

En na al het geluk: ik ken je niet;
na al de misère: ik ben het niet,
die, dwaas als een mens, blindvloog in je armen.

Wachten is het genadebrood der armen.
Ik wacht een leven af, een nieuwe huid
en wens je geluk. Dit geluk is uit.

3 opmerkingen:

Anoniem zei

prachtig en bovendien een lotgenoot van ons allen

Anoniem zei

" Dat suetste van minnen sijn hare
storme
Haer diepste afgront es haer
scoenste vorme "
Hadewijch

Henri A. zei

Ik wil ook zo'n lieve vriendin.